Trampoline springen is altijd al een manier geweest om lekker te bewegen en plezier te hebben met familie en vrienden. En hoe leuk is het als je een aantal tricks aan ze kunt showen? In deze blog leggen we je uit hoe je een aantal basis tricks onder de knie kunt krijgen. En hoe je ze het beste kan leren.

Voor we beginnen, willen wij je wel vertellen dat als je gaat springen, dit absoluut veilig moet doen. Zorg er dus voor dat je Trampoline op een veilige ondergrond staat, als deze niet is ingegraven. Zorg er ook voor dat de veren van je Trampoline bedekt zijn met een randkussen. En ook een veiligheidsnet mag eigenlijk niet ontbreken. Zo is de kans om van je Trampoline af te vallen het kleinst en dus ook de kans op verwondingen. Mocht je nog geen veiligheidsnet hebben, dan kun je er hier zeker ook eentje voor jullie Trampoline vinden.


Wist je dat?
Je springmat is ook heel belangrijk! Zorg ervoor dat de springmat van je Trampoline intact is en van de beste kwaliteit. Het bepaalt mede hoe goed je kunt springen. 


Welke skills komen er allemaal aan bod in dit artikel?

TIP! Klik hierboven op de linkjes om bijbehorende video tutorials te bekijken.

We beginnen bij het begin. En voor sommigen van jullie zullen deze tricks te makkelijk lijken. Maar vergeet niet dat een springer niet altijd een geavanceerde springer is en starten bij het begin het beste is. Dus laten we beginnen!

  1. Streksprong

Bij een streksprong ben je helemaal gestrekt.
Als je gaat springen beweeg je je armen omhoog tot net voor je oren. Vergeet niet je lichaam goed aan te spannen, zodat je na deze sprong weer netjes in de springmat kan landen met je benen naast elkaar.
streksprong

  1. Hurksprong

Bij een hurksprong hurk je je benen op het hoogste punt van je streksprong. Daarna maak je je weer lang.
Net zoals bij de strekspring beweeg je je armen bij het springen omhoog tot net voor je oren. Maak je na je afzet eerst helemaal lang en pas op je hoogste punt hurk je je benen. Je handen houden je schenen heel kort vast, om je vervolgens weer lang te maken voor een landing met je benen bij elkaar.
hurksprong

  1. Hoeksprong

Een hoeksprong maak je eigenlijk door je gestrekte benen naar je romp dubbel te klappen net voor het hoogste punt van je sprong, waardoor je je met je handen richting je tenen beweegt. Hierna strek je je weer voor je landing.
Hoeksprong

  1. Spreidhoeksprong

De spreidhoeksprong is eigenlijk een variatie op de hoeksprong. Net als bij de hoeksprong beweeg je je benen naar je romp, alleen bij deze variatie dus niet recht voor je, maar spreid je je benen opzij en omhoog. Je bovenlijf hoek je dan een stukje voorover en je armen gaan tussen je benen door.
Spreidhoeksprong

  1. Zitsprong

Om de zitsprong te doen, begin je met een streksprong. Wanneer je net weer in de dalende fase van de sprong bent, breng je je benen naar voren. Bij landen moeten je zitvlak en je benen gelijktijdig de springmat raken. Armen heb je langs, net iets achter, je romp. Armen zijn licht gebogen in het ellebooggewricht en de handen vlak met de vingers naar voren. Bij het opveren weer omhoog strek je je benen weer onder je lichaam.
Zitsprong

  1. Rugsprong

Wat een goede sprong is om te beheersen is de rugsprong. De sprong is namelijk erg handig voor als je naar achteren komt te vallen. Hou er dan wel rekening mee dat je je armen niet opzij laat vallen. Dit kan anders voor elleboog blessures zorgen.

Vanuit streksprong naar ruglig op de Trampoline en weer naar streksprong.
Zorg ervoor dat wanneer je rug de Trampoline raakt je je heupen hoekt en je benen omhooghoudt en je handen naar je voeten houdt.

Na de rugligging de heupen weer strekken en de armen weer omhoog brengen.
Rugsprong

  1. Buiksprong

De rugsprong kunnen we natuurlijk ook andersom doen.

Dit kan een beetje een enge sprong zijn. Vooral omdat je in de lucht als een plank boven de Trampoline lijkt te zweven.

Landen op de buik. Hierbij is het belangrijk dat je je armen in een soort van driehoek voor boven je lichaam houdt, zodat je niet op je gezicht landt.
Buiksprong

  1. Pullover met en zonder handen

Als je de Rugsprong goed onder de knie hebt dan kan je een stapje verder met de pullover.

Maar wat moet je nou doen om deze te kunnen? Als we hem vanaf het begin gaan uitleggen, dan doe je een koprol naar achteren. Dit kan je eerst doen met je handen, zodat je jezelf een beetje kan afzetten. Vergeet niet je benen een beetje uit elkaar te houden, zodat je niet je hoofd en/of neus stoot tegen je knieën. Voor de turnsters onder onze lezers geldt natuurlijk de benen gesloten houden.

Als je de koprol lekker onder de knie hebt, dan probeer je hem zonder je handen. En als dit dan ook nog een makkie is, dan gaan we weer een stapje verder.
Een koprol met een afzetje. Dus in plaats van een lage hurk voor je koprol, ga je nu iets hoger in hurk zitten of ga je op je randkussen staan, zodat je je goed kan afzetten met een hupje. Landen op je rug met een doorrol naar achteren. En als dit dan ook nog lekker gaat, dan kan je feller afzetten, waardoor je ruglanding een bounce wordt en je hierdoor nog makkelijker kan doorrollen en je ook echt op je voeten kan landen. Heb je bij het doorrollen nog je handen nodig, gebruik ze dan ook tot je je goed genoeg voelt om het zonder te kunnen.

Gaat alles super lekker, dan kan je nu proberen vanaf je springmat een sprong te maken en je pullover wat harder inzetten.
Pullover

  1. Backflip

Een backflip wordt ook wel een achterwaartse salto genoemd. Bij deze beweging draait je lichaam 360 graden, waarbij je begint en eindigt in een staande houding. Voor de freerunners die freestyle landen, zijn er nog meer landingen die je kan gebruiken. Denk hierbij aan de knielanding of buiklanding.

Als je de vorige sprong (de pullover) nou perfect onder de knie hebt, dan zul je al snel merken dat de backflip een upgrade is van de pullover.

Je raakt bij de backflip alleen de trampoline helemaal niet meer, behalve met je voeten om te springen en te landen.
Backflip

  1. Frontflip

De frontflip is een voorwaartse salto.
Net als bij de backflip beginnen we bij een frontflip met een koprol. Alleen dit keer naar voren. En ook hier heb je je knieën uit elkaar, zodat je je hoofd of neus niet tegen je knieën stoot.
Stap 2 is een zweefrol. Je veert licht door de knieën, armen omhoog, maakt een hupje en je handen gaan omlaag richting de springmat en rolt dan door. Je komt hier dus iets los van de grond.

Waarom nou je armen omhoog? Omdat je in de salto voorover je armen namelijk omlaag beweegt naar je benen. Beweeg je ze omhoog, dan zal je merken dat je lichaam moeite heeft met het bol maken van je rug om te kunnen draaien.

De volgende stap is landen op je knieën en dan doorrollen in een koprol. Je armen neem je bij deze beweging dus ook mee naar je knieën. Je zal dan merken dat het bewegen in de rol bijna automatisch gaat.
Voordat je op je voeten gaat landen, nemen we je nog even mee naar een laatste tussenstap. In plaats van dat je nu vanuit je knieën een doorrol maakt, mag je nu in je trampolinespringen. Wanneer je op je hoogste punt bent maak je in de lucht je koprol (vergeet je armen niet mee te nemen naar je knieën) en land je op je rug, zoals bij de rugsprong. Een stapje verder is landen op je zitvlak met gestrekte benen voor je, zoals bij de zitsprong.

En als je dit dan allemaal onder de knie hebt, dan ben je klaar voor het echte werk. De voorwaartse salto of wel de frontflip.
Frontflip

 

Springen moet vooral leuk en ontspannend zijn. Durf je iets (nog) niet, ga dan vooral de uitdaging met vriendjes en/of vriendinnetjes niet aan. Het zou jammer zijn als jouw spring ervaring wordt beïnvloed door een minder fijn moment, omdat je iets gedaan hebt wat je nog niet durft of kan.

Succes en vooral veel plezier!

Door: 12SPRINGS
Gepubliceerd op: 26-05-2022 - 10:00 uur